werkwoordspelling 2 oefening 24b (blz. 57)

  
werkwoorden 2

3. Tijd voor een gedicht
Het (zijn - tt) weer tijd voor een gedicht!
(Koken - tt) eens een potje poëzie.
Een dichter (zijn - tt) een kok -
eerst (openspreiden - tt) hij alle ingrediënten ,
dan (snijden - tt) hij, (bakken - tt) hij in een wok
of in een pan, en (kunnen - tt) hij enkel hopen
dat iemand (zeggen - tt) dat van zijn bord
elke hap lekkerder (worden - tt) .
Een kok (zijn - tt) net als een dichter -
elk woord (zijn - tt) van belang,
wat zwaarder of wat lichter,
alles (leiden - tt) tot samenhang.
Wie met zulke woorden (kennismaken - tt) ,
(weten - tt) ook hoe fijn een komma (smaken - tt) .

4. de hond
Op het huis van de buurman(hangen - tt) een bordje waarop
(schrijven) (staan - tt) :
(inbreken - tt) bij ons in en (bezorgen - tt) onze pitbull
de dag van zijn leven!