werkwoordspelling 2 oefening 22a (blz. 52)

  
werkwoorden 2

1. Daverend applaus
tt = tegenwoordige tijd vt = verleden tijd
In het kleine schooltje van Melkebeek (melden - tt) meester Pannenkoeck tijdens de
rekenles: "Vanaf nu (worden - tt) er op deze school met computers
(rekenen) !"
Onmiddelijk (bedanken - tt) de kinderen hem met een daverend applaus.
"Dus", (vragen - tt) meester Pannenkoeck,
"hoeveel (zijn - tt) zevenentwintig computers plus vierenenveertig computers?


2. Uitspraken. Midden in de nacht
tt = tegenwoordige tijd vt = verleden tijd
Wat (vinden - tt) je van deze twee uitspraken van bekende Nederlanders?
Golfen (zijn - tt) knikkeren voor rijke mensen, die te lui (zijn - tt) om te bukken.
(Youp van het Hek)
Er (gaan - tt) meer boven je petje dan eronder.
(Toon Hermans)


3. Galei - deel 1
tt = tegenwoordige tijd vt = verleden tijd
Een galei met slaven (aankomen - vt) op een eiland .
Met een diepe zucht en dodelijk vermoeid (neerleggen - vt) de slaven de riemen .
Allemaal (zijn - vt) ze bekaf. Ze (zuchten -vt) diep.
De stuurman (komen - vt) voor hen staan en (melden - vt) :
"Mannen ik (hebben - tt) goed nieuws, maar ook slecht nieuws."
De slaven (weten - vt) niet wat hun nu weer te wachten (staan - vt) .
Gelaten (afwachten - vt) ze .