| Leentje (draven - tt) de woonkamer in. | | Ze (roepen - tt) (opwinden) : "Papa, papa!" |
| Haar vader die net (telefoneren - tt) met een belangrijke klant, |
| (brullen - tt) boos : "Leen je (weten - tt) toch dat |
| je alleen (mogen - tt) praten als je iets (vragen) (worden - tt) !" |
| "Papa, papa!", (herhalen - tt) Leen. "(Kunnen - tt) u me dan snel vragen |
| of mama van de trap (vallen) (zijn - tt) ?!" |
| |
|