| In het pas (maaien) gras staat op twee (beitsen) palen |
|
| een groot (vernissen) bord. Daarop staat in koeien van letters deze vraag: |
|
| Ziet u een olifant achter een grassprietje zitten? |
|
| Alle (verbazen) voorbijgangers kijken vertwijfeld rond en gaan er tenslotte vandoor. |
|
| Hadden ze het aan jou gevraagd, dan had jij zeker (opwekken) geantwoord: |
|
| "Nee, ik zie hier geen olifant achter een grassprietje zitten. |
|
| Hij heeft zich wellicht goed (verstoppen) !" |
|
|
|
| "Ik wenste dat ik genoeg geld had om een olifant te kopen....", mijmerde Vera-met-het-rood-(verven) |
|
| -haar terwijl ze door het pas (lappen) raam naar buiten staarde. |
|
| Haar (verrassen) vriendin die net een melodietje |
|
| op een mooi (beschilderen) gitaar zat te tokkelen, |
|
| hield daarmee op en vroeg: "Wat moet jij nou met een olifant?" |
|
| Vera keek haar overvloedig (parfumeren) vriendin aan en zuchtte: |
|
| "Niks, natuurlijk, maar ik kan het geld zo goed gebruiken..." |
|
| |
|