Bert had aan zijn vriend André (vragen) . |
"Weet jij hoeveel koekjes je kunt eten op een lege maag?" |
André had dadelijk aan zijn hoofd (krabbelen) , (twijfelen) en |
uiteindelijk (zeggen) gezegd : "Eh...tien? "Fout !" had Fred (roepen) . |
"Je kan er maar één eten, daarna is je maag niet leeg meer!" |
André was onder de indruk van deze grap (raken) . |
Toen hij was (thuiskomen) , had hij zijn vrouw dezelfde vraag (stellen) : |
"Hé lieveling, hoeveel koekjes kun je eten op een lege maag?" |
Andrés vrouw had een paar mnuten (nadenken) en uiteindelijk |
(antwoorden) : "Ik denk drie." Teleurgesteld had André (zuchten) . |
"Jammer hoor, als je tien had (antwoorden) , |
had ik een hele goeie mop voor je (hebben) !" |
|