| 1. Patty kwam met haar hondje aan de lijn de bioscoop uit. |
| Een man die haar al enkele honderden meters had (achtervolgen) , |
| riep: "Mevrouw, mevrouw!" Meteen was Patty (stoppen) |
| en had ze (informeren) wat er aan de hand was. |
| De man zei: "Ik heb tijdens de film uw hondje in de gaten (houden) , |
| en het is me (opvallen) dat het beestje echt 'in' de film zat: |
| hij heeft op het juiste moment (huilen) , |
| heeft een beetje heen en weer (bewegen) |
| tijdens de saaie stukken, maar het meest bijzondere was wel, |
| dat hij keihard heeft (lachen) om het leukste gedeelte. |
| Heeft u dat zelf niet heel erg vreemd (vinden) ? |
| De vrouw had de man (aanstaren) en doodleuk (melden) : |
| "Ja, nou en of, want het boek vond hij absoluut rommel!" |
|