| Een motorrijder heeft al een tijdje bijzonder hard over de snelweg (rijden) . |
| Op een bepaald moment wordt hij (inhalen) door een oude man op een fiets. |
| Dat is onmogelijk, denkt de motorrijder. |
| Ik heb me al veel (verbeelden) , maar dit ... Hij geeft nog wat extra gas. |
| Even later rijdt de oude man hem weer voorbij. |
| Ik ben gek (worden) , denkt de motorrijder |
| Wanneer hij even later zijn motor op een parkeerplaats heeft (parkeren) , |
| Heeft de oude man op de fiets eveneens halt (houden) . |
| De grijsaard die van zijn fiets (stappen) is, zegt: |
| "Fijn dat u (stoppen) bent. |
| Mijn bretellen zitten namelijk aan uw motor vast!" |
|