werkwoordspelling 2 oefening 13b (blz. 33)

  
werkwoorden2
3. Vervelende tik
3. Guido heeft zijn auto naar de garage (brengen) .
"Als ik nog maar vijf meter heb (rijden) , heb ik het al (horen) . "
heeft hij tegen de garagehouder (zeggen) .
"Die vervelende tik is om gek van te worden!"
Wanneer hij 's avonds zijn wagen wil ophalen, ziet hij het meteen:
de garagehouder heeft de auto compleet uit elkaar (halen) .
"Sorry", zegt de man met een knalrood hoofd. "We hebben een beetje pech (hebben) .
Uw wagen zal pas morgenavond weer klaar zijn.
We hebben de oorzaak van die vervelende tik (vinden) .
Meteen verschijnt er een stralende glimlach op Guido's gezicht. "Ja", zegt de garagehouder,
"uw zoontje is de oorzaak. Hij heeft een knikker in de asbak (verstoppen) !"

4. Gert
4. Gert, een vriendelijke jongeman, heeft zich voor zijn eerste werkdag bij de supermarkt (melden) .
Algauw heeft de manager hem vriendelijk (begroeten)
en hem een bezem (overhandigen) .
Gert, die nog niets heeft (zeggen) , krijgt te horen dat
hij voor tien uur het hele gebouw moet hebben (schoonvegen) .
Gert kijkt de manager verbaasd aan en stamelt:"Meneer ik ben (afstuderen) als advocaat!"
"Oei, excuseer me, dat heeft niemand me (zeggen) ", lacht de manager.
"Geef mij die bezem maar... dan doe ik het even voor!"