2. Een speld en een naald hadden een wedstrijdje (organiseren) , |
want allebei hadden ze (beweren) het hardst te kunnen zwemmen. |
De dag van de wedstrijd had het er lang bewolkt uit (zien) , |
maar uiteindelijk was het mooi weer (worden) . |
De zon heeft (schijnen) en de wedstrijd heeft veel publeik (lokken) . |
Jammer genoeg is het op een ruzie (uitdraaien) . |
De speld had (winnen) gewonnen, maar de naald had de uitslag (betwisten) . |
"Voor jou was het niet moeilijk om te winnen, want ik heb water in mijn oog (hebben) !" |
|
|