Het (gebeuren) gisteren om halfzes in een overvolle bus. |
Een kleine man en een grote (staan) heel erg dicht tegen elaar gedrukt. |
Ze (houden) allebei een lus in hun hand. |
Elke keer wanneer de bus een bocht (nemen) , (botsen) de kleine man met zijn neus |
tegen de oksel van de grote en (trekken) elke keer een vies gezicht. |
Na een tijdje (uithouden) de kleine het niet meer . |
Hij (tikken) tegen de arm van de grote man en (vragen) : |
"Excuseer, meneer, welke deodorant gebruikt u eigenlijk ?" |
De grote man (verwonderen) zich over deze vraag en (repliceren) hautain: |
"Ik gebruik altijd Milde Meeuwen." |
"Dan vrees ik", (grommen) de kleine man, "dat de meeuwen al een hele tijd dood zijn...." |
|
|