2. Debbie (zijn) een dag afgestudeerd toen zij (solliciteren) bij de plaatselijke slager. |
De man (vinden) het meisje welbespraakt. |
Ze (vertellen) over hoe graag ze in een slagerij (willen) werken. |
De slager (laten) haar ook vlees snijden. Het (lopen) allemaal perfect. |
Toen (stellen) de slager de laatste vraag: "Hoeveel grammen gaan er in een pond?" |
Debbie (aarzelen) niet, ze (gaven) spontaan het antwoord: "450 gram, meneer." |
"Fantastisch!", (juichen) de slager. Je bent aangenomen!" |
|
|