werkwoordspelling 2 oefening 8a (blz. 20)

  
werkwoorden2
Een merkwaardig excuus
1. Benny (vertellen) zijn vriend Toni dat hij die nacht acht
muggen (hebben) doodgeslagen. Hij (informeren) Toni heel precies dat het vier mannetjes en vier vrouwtjes ( zijn) .
Toni (opkijken) verwonderd en (stellen) de vraag:
"Hoe weet je dat het vier mannetjes en vier vrouwtjes (zijn) ?" Bennie (lachen) .
"Dat (zijn) heel duidelijk" (gieren) hij.
"Ik (weten) het meteen ik (hoeven) er niet over na te denken,
want vier (hangen) er aan de tv en vier (plakken) er aan de spiegel..."
2. Vorige week (komen) Joris weer te laat op school. Juf Tierelantijn (vragen) voor
de zoveelste keer waarom hij te laat (zijn) . Joris (zuchten) diep.
De juf (aankijken) hem streng en (stellen) opnieuw haar vraag.
Joris (antwoorden) : "Ik (dromen) vannacht over voetbal, juf"
Juf Tierelantijn (staren) met een verwonderde blik naar de jongen. Ze (vinden)
het maar een merkwaardig excuus. Ze (snappen) snapt niet hoe een droom ervoor (kunnen) zorgen
dat iemand te laat op school (arriveren) .
"O, jawel, juf", (roepen) Joris, "er (zijn) verlengingen!