werkwoordspelling 2 oefening 4b (blz. 11)

  
werkwoorden 2

3. Diploma
3. Jos' buurman (hebben) pas zijn diploma van timmerman behaald.
Hij (stralen) van geluk wanneer de jongen hem in zijn atelier (opzoeken) .
Jos (informeren) : "Goede morgen, buurman hoe (maken) je het?"
De kersverse timmerman (slikken) , (aanstaren) Jos wantrouwig aan
en (antwoorden) : "Dat (zeggen) ik niet,
want dan (maken) jij het misschien ook!"


4. Somber
Wim (ontmoeten) op een dag zijn vriend Glen,
die een groot papierbedrijf (runnen) , en (vragen) :
"Hé man, wat (zijn) er aan de hand met jou? Je (kijken) zo somber."
Glen (knikken) , (slikken) wat weg en (fluisteren) :
Mijn beste vertegenwoordiger (zijn) net overleden. Amper drieëndertig..."
"O", (schrikken) Wim, "nu begrijp ik het. En wat had die jongen?"
Glen (staren) in de verte en (mompelen) : "Drenthe en Groningen."