| Helga en Cindy, twee vriendinnen, (voeren) een bijzonder gesprek. |
| "(Zijn) jouw huis echt zo vochtig?", (vragen) Helga die Cindy's verhalen over haar huis |
| nauwelijks (kunnen) geloven. |
| Cindy (zuchten) diep, (steken) haar armen theatraal in de lucht en (huilen) : |
| "O, ja, wat er in ons huis allemaal (gebeuren) , dat (geloven) geen mens!' |
| Helga's ogen (staan) wijd open gesperd. |
| Ze (vrezen) dat Cindy elk moment in huilen (zullen) uitbarsten. |
| "O, ja", (schreeuwen) Cindy, "mijn huis (zijn) zo verschrikkelijk vochtig dat we |
| vanmorgen een vis in de muizenval (hebben) gevonden!" |
| |
|