Na een nachtje stappen (thuiskomen) een man heel laat |
(of (noemen) jij het vroeg?) . Natuurlijk (zijn) zijn vrouw erg boos. |
Ze (staan) hem woedend op te wachten en (gillen) : |
"(Beseffen) je wel hoe laat het (zijn) is ?!" |
De man (wankelen) op zijn benen. Hij (antwoorden) met dubbele tong: |
"Natuurlijk (weten) ik dat, schatje! Het (zijn) nu één uur!" |
Nu (worden) zijn vrouw nog bozer. |
Ze (tieren) : "Je (liegen) , en je (weten) het!" |
"Maar lieveling", (proberen) de man, "ik (hebben) net de kerkklok één uur horen slaan. |
Dat (hebben) ik zelfs drie keer gehoord!" |
|
|
|
|
|
|
|