3. Op een dag (binnenlopen) Koen, een jonge arbeider, met knikkende knieën het kantoor van de directeur en (vragen) : |
|
"Meneer de directeur, (kunnen) ik alstublieft, indien het mogelijk (zijn) , als u me toestemming (willen) geven, vrijdagmiddag vrij krijgen?" |
|
De directeur (slaan) met de vlakke hand op zijn bureau en (brullen) : |
|
"Wat?! Vrijdagmiddag (willen) je niet werken?! |
|
Wat (mogen) daarvan dan wel de reden zijn, kerel?!" |
|
Koen (slikken) en (fluisteren) dan: |
|
"Meneer, de directeur, ik (trouwen) vrijdag ... |
|
en mijn vrouwtje (zeggen) dat ze het leuk zou vinden ... als ik erbij kon zijn..." |
|
|
|