werkwoordspelling 2 oefening 1b (blz. 5)

  
werkwoorden 2

3. Koen
3. Op een dag (binnenlopen) Koen, een jonge arbeider, met knikkende knieën het kantoor van de directeur en (vragen) :
"Meneer de directeur, (kunnen) ik alstublieft, indien het mogelijk (zijn) , als u me toestemming (willen) geven, vrijdagmiddag vrij krijgen?"
De directeur (slaan) met de vlakke hand op zijn bureau en (brullen) :
"Wat?! Vrijdagmiddag (willen) je niet werken?!
Wat (mogen) daarvan dan wel de reden zijn, kerel?!"
Koen (slikken) en (fluisteren) dan:
"Meneer, de directeur, ik (trouwen) vrijdag ...
en mijn vrouwtje (zeggen) dat ze het leuk zou vinden ... als ik erbij kon zijn..."


4. Hoe lang
Twee Chinezen (telefoneren) met elkaar.
De ene (opbellen) de andere en (vragen) : "Hallo met wie?"
De andere (antwoorden) ogenblikkelijk:" Ha, Wie, met Lo!"