| In het plaatsje Melkebeek (gaan)  een indiaan naar het gemeentehuis omdat hij zijn naam (willen)  laten veranderen.  | 
|
| De ambtenaar (zijn)  een vriendelijke man. Hij (uitnodigen)  de indiaan  om | 
|
|  te gaan zitten, (aanbieden)  hem een kopje thee  en (vragen) :  | 
|
| "Meneer de Indiaan, hoe (heten)  u nu?  | 
|
| De man (kijken)  de ambtenaar recht in de ogen en (antwoorden)  ernstig:  | 
|
| "Ik (heten)  Adelaar-die-uit-de-lucht-valt."  | 
|
| De ambtenaar (noteren)  het ijverig. Dan (stellen)  hij de vraag: | 
|
| "Hoe (willen)  u eigenlijk heten?" De indiaan (zeggen)  vastberaden: "Plof!" | 
|
|   | 
|