volgende
=>
Staal spelling - groep 5 blok 5 blz 6
Schrijf het
onderwerp
op
.
Wie of wat doet het?
Zij fluisteren.
zij
Franka schreeuwt.
De roeiboot lekt.
Vliegen de piloten?
Zingt het koor?
Engeland wint.
De celseur piept.
Brult de leeuwin?
Het potlood breekt.
Hij bestelt.
Schrijf de
persoonsvorm
op.
Verander de zin in je hoofd in een vraagzin. Welk woord staat vooraan?
Nordin
pakte zijn gitaar.
Hij
was al laat voor muziekles.
Snel deed
hij
de gitaar in de hoes.
Bram
rende met hem mee.
In het lokaal blafte
Bram
heel hard.
De lerares
aaide Bram over zijn kop.
Het onderwerp heb ik rood gekleurd.
Schrijf de woorden in de goede rij.
Het gekleurde woord is het werkwoord. Schrijf het
hele werkwoord
en het
onderwerp
op.
hele werkwoord
onderwerp
De cello
ligt
in de koffer.
Aait
oma het konijntje?
Hangt
de kalender aan de muur?
Het toneelstuk
begint
op tijd.
De hond
kwispelt
met zijn staart.
Smaakt
de salade heerlijk?
controleer
Hint
OK
volgende
=>