Het is een doek en het zit aan de mast op een boot. | het zeil | | |
Het is niet gekookt en ook niet gebakken. | | | |
Het is een vogel en hij zet zijn mooie staart omhoog. | de | | |
Het is een maand en de vogels leggen dan een ei. | | | |
Het is een doek en je maakt er de vloer mee schoon. | de | | |
| | | |