De architect bedenkt een plan. | bedacht |  |
Hij gaat gelijk aan de slag. | |
Hij schrijft zijn plan op papier. | |
Het plan voldoet aan alle eisen. | |
Hij ontwerpt een maquette. | |
Iedereen vindt het prachtig. | |
De bouw begint een week later. | |
De kosten stijgen flink. | |
Gelukkig wordt het een mooi gebouw. | |
| |
|