werkwoordblad - groep 8 nummer 34

  
Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
werkwoordblad groep 8 nummer 34
Een werkwoord / deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.

zaaien - De zaaiende boeren
kleien - De meisjes
maaien - De boeren
loven - Een meester
marcheren - De soldaten
malen - De molenaar

bidden - De dominee
blussen - De brandweerman
stelen - De dief
twisten - De buren
treuren - De ouders

blaffen - De hond liep naar het kleine poesje.
hoesten - De drenkeling kwam boven water.
spelen - Het meisje kwam bijna onder een auto.
bloeien - De perenboom verliest nu al zijn bloesem.
groeten - Vriendelijk liep Jan langs zijn meester.

vragen - Nadat hij had geantwoord, keek Mitch me aan.
gieren - Met banden stopte de auto door die oude man.
tobben - Hij was begaan met het lot van de oudjes.
stampen - Het paard werd in de stal vastgebonden.
krijsen - Een papegaai liet me flink schrikken.

brommen - liep de beer op hem af.
vluchten - De gevangene kon maar net ontkomen.
loeien - De koe moest nodig gemolken worden.
aanhouden - De vorst heeft voor een dikke laag ijs gezorgd.
verliezen - De schaatser barstte in snikken uit.

zwerven - trok hij door heel Europa.
piepen - In de val zat een muisje.
blaten - Het schaap was in de sloot gevallen.
baden - De badgasten hadden het er best naar hun zin.
wieden - Moeder bracht haar zoon een glas limonade.

bonzen - Met hart klopte Sven op de deur van de directeur.
verlangen - keek de kampioen naar de beker die hij straks zou krijgen.
roken - De vulkaan kan elk moment uitbarsten.
zingen - Luid liepen de welpen door het donkere bos.
broeden - Een vogel mag je nooit storen.

vallen - Als je een ster ziet, mag je een wens doen.
scheiden - De vrienden stonden met tranen in de ogen.
brullen - Er kwam een woest leeuw op de ontdekkingsreiziger af.
lachen - liepen de kinderen naar sinterklaas.
slapen - Maak dat kind alstjeblieft niet wakker.