werkwoordblad - groep 8 nummer 22

  
Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
werkwoordblad groep 8 nummer 22
De werkwoorden lijken op elkaar, maar betekenen iets anders. Kies steeds het goede werkwoord.

kunnen of kennen
Zij (meervoud) (v.t.) het paard niet meer redden.
(v.t.) hij zijn les nu al weer niet?
Die mensen (t.t.) elkaar al heel lang.
jij (t.t.) me even helpen?
De meisjes (t.t.) heel goed voetballen.

winnen of winden
(t.t.) er alstjeblieft geen doekjes om, jongeman.
Jij (v.t.) gisteren de klok toch op?
Waarover (t.t.) jullie je nou zo op?
Wij (v.t.) vandaag voor de derde keer.
Hij (t.t.) toch altijd bij die hardloopwedstrijd.

bloeden of bloeien
De vruchtbomen in de Betuwe (v.t.) vorig jaar ook weer.
Als je in je hand snijdt, (t.t.) het meestal wel.
Zijn neus (v.t.) flink toen hij er een klap op had gekregen. .
De orchideeën bij de bloemenkweker (t.t.) weer prachtig.
Wij zijn gevallen en onze knieën (t.t.) behoorlijk.

reizen op rijzen
De ballonnen (t.t.) langzaam omhoog.
De ballonvaarders (t.t.) met de ballon naar verre landen.
Zo te zien (t.t.) de cake mooi.
Vorige week (v.t.) hij ook al zo goed.
Vroeger (v.t.) de mensen met een diligence.

spelden of spellen
Moeder (v.t.) de rok op de juiste lengte af.
Die kinderen (t.t.) dat woord telkens weer verkeerd.
(t.t.) je tante wel eens iets af wat veranderd moet worden?
Die oude man (v.t.) dat moeilijke woord niet goed.
(t.t.) jij dat woord eens.

liggen of leggen
De kippen (t.t.) elke dag een ei.
(t.t.) alstjeblieft die pen eens neer.
Ze (meervoud) (v.t.) heerlijk aan het strand te zonnen.
Haar moeder (v.t.) haar kleding op het bed.
Ik (t.t.) graag in het gras naar de wolken te turen.