werkwoordblad - groep 8 nummer 21

  
Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
werkwoordblad groep 8 nummer 21
De werkwoorden lijken op elkaar, maar betekenen iets anders. Kies steeds het goede werkwoord.

bereiden of berijden
Wie (v.t.) die heerlijke pudding?
Ik (t.t.) meestal de chocoladevla.
De agent (t.t.) een vurige schimmel.
Zij (=meervoud) (t.t.) een maaltijd voor zes personen.
(v.t.) sinterklaas vorige week weer zijn oude schimmel?

slibben of slippen
De haven (v.t.) langzaam dicht.
(t.t.) een oude auto vlugger dan een nieuwe?
Die inham in de duinen (t.t.) in korte tijd dicht.
De motorrijder (v.t.) met zijn motor in die scherpe bocht.
De jongens (v.t.) op hun scooter tijdens een sneeuwbui.

verrassen of verassen
Veel volkeren (t.t.) de lichamen van gestorvenen.
Ik (v.t.) mijn oma met een boket bloemen.
Hij was door het cadeau dat hij kreeg.
De tuinman (v.t.) het dode loof van de bomen.
(t.t.) jullie je moeder op Moederdag?

broeden of broeien
Het hooi (v.t.) op de zolder van de boerderij.
In die mesthoop broeit (t.t.) het lekker.
De kip (t.t.) al een hele tijd op vijf eieren.
Sommige vogels (t.t.) wel een paar weken.
Een koekoek (v.t.) nog nooit haar eieren uit.

vleien of vlijen
(t.t.) je maar op die bank, tante.
Waarom (v.t.) jullie je moeder zo?
Ze (t.t.) zich in het gras langs de beek.
Dat kleine meisje (v.t.) haar oma om een koekje.
(v.t.) ze al lang om die lekkernij?