Een vrouwtjespaard. | de |
Een onverwacht voordeel of onverwachte kans. | de |
Meteen doen wat je gezegd hebt. | |
Heel veel te doen hebben. | |
Beginnen te groeien uit een zaadje. | |
Een grap met iemand uithalen. Iemand in de maling nemen. | |
Heel snel, in een ogenblik. | |
Dwingen of verplichten. | |
Vooraan. Bijv. bij een optocht. | |
| |
|