| Dieren op een boerderij. | het |
Een is een dikke wortel van een plant. | de |
| Heel erg koud. | |
| Heel erg snel. | |
Als je iets gaat , dan laat je het groeien. | |
| Als een dier is uitgestorven, dan bestaat dat soort dier niet meer. | |
| Met een scherp voorwerp iets schoonmaken. | |
| Grote uit de bek stekende tanden, bijvoorbeeld van een olifant. | de |
| Een enorme behaarde olifant, die heel vroeger op aarde leefde. | de |
| Een enorme beer die in de oertijd leefde. | de |
Een is een kuil die van boven onzichtbaar is gemaakt. | de |
| Als je van de ene plaats naar een andere trekt, |
| blijf je niet op dezelfde plaats wonen. | |
| De tijd uit de geschiedenis toen mensen nog niet konden lezen en schrijven. | de |
| Een stuk hout om mee te slaan, smal onderaan en breder aan de bovenkant. | de |
|