hebben |
Joop een cadeu voor het bruidspaar. |
Gisteren Joop pijn in zijn hoofd. |
Joop heeft de hele dag hoofdpijn . |
dansen |
De bruid met de bruidegom. |
Gisteren Omar op muziek uit de radio. |
Hij heeft wel een uur in de kamer . |
klappen |
Opa en oma in hun handen. |
Gisteren iedereen toen het bruidspaar binnenkwam. |
Iedereen heeft hard . |
brengen |
De ober eten en drinken naar de mensen. |
Vorige week hij thee en taart naar de buurvrouw. |
De ober heeft een groot stuk taaart . |
dragen |
De buurvrouw een hoofddoek om haar hoofd. |
Eergisteren vader een boodschappentas. |
Hij heeft die tas helemaal alleen naar huis . |
zingen |
De zanger op het toneel. |
Gisteren ik in de badkamer. |
Ik heb heel hard onder de douche . |