HZS 26 nummer 26

  
TaalverhaalNU ..  ..

 .. 26 de winkelstraat nr. 26 -  .. Schrijf de goede vorm van het werkwoord op.
1. kauwen
Ik op een stukje appel.
Het schaap op het gras.
De kinderen de hele dag kauwgom.
En jij? jij ook vaak op kauwgom?
2. helpen
Ik de juf een handje in de klas.
Moeder Maahir bij het eten.
De meisjes de oude mevrouw met oversteken.
Vader Omar uit het water.
3. lusten
Ik geen vlees.
Vader wel vlees.
Die jongens wel een plakje kaas.
jij ook een plakje kaas?
4. opzij gaan
Ik opzij voor de auto.
Muna opzij voor de waterdruppels.
De meisjes opzij voor die grote hond.
Ik ook opzij voor een grote hond.
5. dol zijn op
Ik dol op tart.
De meester dol op zijn hond.
Vader en moeder dol op de kinderen.
Omar en Rosita dol op ijsjes.
6. aan de beurt zijn
Ik aan de beurt met lezen.
Die meneer aan de beurt bij de groenteman.
Wij aan de beurt bij de dokter.
Omar en ik aan de beurt met lezen.