1. Wat staat voor het hotel? | Voor het hotel staat een . |
2. Waar staat de groenteman? | De groenteman staat naast met zijn groente. |
3. Wat krijgen de kinderen? | De kinderen krijgen een . |
4. Wie betaalt de ijsjes? | De betaalt de ijsjes. |
5. Wie is dol op ijs? | is dol op ijs. |
6. Waarom vallen er ijsdruppels op de grond? | Er vallen ijsdruppels op de grond omdat het . |
7. Wie lust geen ijs? | Het lust geen ijs. |
8. Wat is er met Omar gebeurd? | Omar is gevallen! |
9. Waarom gaat Muna vlug opzij? | Muna gaat vlug opzij omdat ze wil worden. |