werkwoordspelling D of T ? oefening 53

  
werkwoorden
Vul de tegenwoordige tijd in, behalve als je merkt dat het anders moet.
faceliften Zij heeft haar gezicht .
pushen Hij hem gisteren om dat te doen.
skeeleren Hebben jullie fijn ?
scoren Hij nu al weer een doelpunt.
coachen Hij afgelopen week zijn team erg goed.
downloaden Piet nu elke dag films.
labelen Heb je die pakketjes al ?
inchecken We hebben om twee uur .
googelen Hij alleen maar op zijn computer.
racen Hij een uur geleden op zijn fiets naar huis.