uitbreiden | De regen zich over het hele land uit. |
vermoeden | Jij dat zeker al heel lang. |
dichtslibben | De vaargeul is . |
kosten | Vorig jaar dat veel minder. |
afbranden | Woon jij naast dat huis? |
besteden | Het bedrag was veertig euro. |
landen | Om zes uur het vliegtuig. |
leven [v.t.] | Hij nog lang en gelukkig. |
bereiden | Vader deze keer het eten. |
planten | De struiken doen het nog goed. |
|