werkwoordspelling D of T ? oefening 48

  
werkwoorden
Vul de tegenwoordige tijd in, behalve als je merkt dat het anders moet.
uitbreiden De regen zich over het hele land uit.
vermoeden Jij dat zeker al heel lang.
dichtslibben De vaargeul is .
kosten Vorig jaar dat veel minder.
afbranden Woon jij naast dat huis?
besteden Het bedrag was veertig euro.
landen Om zes uur het vliegtuig.
leven [v.t.] Hij nog lang en gelukkig.
bereiden Vader deze keer het eten.
planten De struiken doen het nog goed.