begeleiden | Mijn vader de voetballers. |
vergissen [v.t.] | Jan zich maar één keer. |
goochelen | Hij heeft een konijn uit zijn hoed . |
bellen | Heb jij aan mijn deur ? |
antwoorden [v.t.] | Hij : "Ik doe het wel." |
klinken | Dat goed. |
troosten | Gisteren jij mij. |
onweren | Het heeft vannacht . |
bederven | Jouw opmerking mijn hele middag. |
aanrichten | De storm gisteren veel schade aan. |
|