baden | Laura morgen in zee. |
onthouden | Wat jij dat verhaal toch goed. |
verlichten | Vorig jaar ze [meervoud] de straat met kleine lampjes. |
bestraffen | De leraar heeft je niet met opzet . |
vervelen | |
constateren | Wij hebben geen gebreken . |
verzekeren | Wij zijn goed tegen brand. |
gillen | van de lach kwam hij binnen. |
bezorgen | De postbode de brieven. |
stemmen | Onze piano wordt morgen . |