toevoegen | Jan is aan het elftal . |
wonen | Zij heeft daar drie jaar . |
bekladden | De muren zijn gelukkig weer schoon. |
uitstallen | Op de marktkraam lag alles netjes . |
bekleden | De opnieuw bank ziet er netjes uit. |
wegwandelen | Daarna is hij . |
denken | Hardop kwam hij de klas binnen. |
versieren | De klas was prachtig . |
versieren [v.t.] | Michel het raam. |
ontwikkelen [v.t.] | De fotograaf de foto's. |
|