werkwoordspelling D of T ? oefening 42

  
werkwoorden
Vul de tegenwoordige tijd in, behalve als je merkt dat het anders moet.
verbazen Dat heeft mij erg .
uitstorten - doen Toen ik mijn hart bij hem , hij heel aardig.
melden De radio gisteren al veel kans op buien.
antwoorden [v.t.] Ik vroeg je wat. Waarom je niet?
vergroten De fotograaf gisteren de foto.
vergroten De foto hangt nu in de klas.
verrichten Onze koningin vorig jaar de opening.
verrassen Hij mij gisteren met zijn bezoek.
bevreemden - kokenHet mij dat het water nog niet .
ontaarden De demonstratie in een vechtpartij.