uitglijden | Gisteren ik uit over mijn boekentas. |
uitrusten | Straks wij even uit. |
uitreiken [v.t.] | De directeur de diploma's uit. |
laden | jij je bureau altijd zo vol? |
uitlaten | jij de hond wel eens uit? |
leren | Heb jij je aardrijkskunde al ? |
vergoeden | De verzekering nu alle onkosten. |
denken - vinden | Anneke , dat Peter mij aardig . |
houden | De bakker van zijn werk. |
worden - bellen | Mijn zus de laatste tijd veel . |
|