werkwoordspelling D of T ? oefening 36

  
werkwoorden
Vul de tegenwoordige tijd in, behalve als je merkt dat het anders moet.
gebeuren Op dat kruispunt vaak een ongeluk.
beantwoorden Mark de vraag meteen goed.
vertellen Mijn vader een spannend verhaal.
vertellen Hij heeft dat verhaal al vaker .
optreden De artiest vanavond op.
wachten jullie nu op mij?
vastbinden jij je veters goed vast?
praten Jullie gisteren te hard.
zoeken Heb je naar je pen ?
zoeken Wij daar gisteren ook al naar.