vergroten | Wat doe je met die foto? |
rijden | Die chauffeur veel te hard. |
verwennen | Dat kind is nergens blij mee. |
janken | liep de hond weg. |
gelden | Dat bord alleen voor fietsers. |
worden [v.t.] - blussen | De brand snel . |
vertellen | Onze juf een spannend verhaal. |
betalen | Heb je niet teveel ? |
stormen [v.t.] | Het vannacht hevig. |
begroeten | De agent haar gisteren beleefd. |