werkwoordspelling D of T ? oefening 31

  
werkwoorden
Vul de tegenwoordige tijd in, behalve als je merkt dat het anders moet.
verdwalen Wij zijn gisteren in het bos .
verzamelen Ik heb jarenlang postzegels .
verstoppen Waar heb jij de bal ?
bewaren Waar Kees zijn knikkers?
beloven Dat heb ik je toch ?
veranderen Wat ben jij !
antwoorden De kinderen gisteren tegelijk.
beantwoorden Waar liggen de brieven?
broeden De vogel al drie weken.
worden - vegen De vloer .