werkwoordspelling D of T ? oefening 28

  
werkwoorden
Vul de tegenwoordige tijd in, behalve als je merkt dat het anders moet.
bestellen Heb jij al een pizza ?
bestellen Mijn vader altijd pizza's.
gebeuren Is er een ongeluk ?
broeden In het voorjaar er altijd een merel in onze tuin.
broeden Vorig jaar er ook al een merel.
broeden Al vijf jaar heeft er een merel .
zich aankleden jij je goed aan?
zich aankleden Vorige week ik mij te warm aan.
bedriegen Hij is altijd eerlijk. Hij nooit iemand.
lachen Wij gisteravond om die komische film.