bereiden | Moeder heeft het eten . |
vinden | Mijn oom het fijn als ik hem help. |
verbranden | Hij al het hout. |
verbranden | Het hout is zwart. |
verbranden | jouw vader vorige week ook al hout? |
verbranden | Mijn vader nooit hout. |
misten | Het was nevelig, het die dag heel erg. |
missen | Gisteren hij zijn pen. |
vertellen | Ik heb alles aan mijn moeder . |
opluchten [v.t.] | Dat enorm op. |
|