werkwoordspelling D of T ? oefening 21

  
werkwoorden
Vul de tegenwoordige tijd in, behalve als je merkt dat het anders moet.
zich vervelenAls jij je , mag je wel lezen.
bestrijdenIk luizen met lieveheersbeestjes.
veranderenHeb jij je kamer al ?
bedriegenJan zijn vrienden nooit.
planten [v.t.]De tuinder kleine slaplantjes in de volle grond.
bedoelenWat zou hij hebben?
bemestenDe grond is erg vruchtbaar.
betekenenWeet je wat dat ?
bezorgenMijn broer elke dag de krant.
bezorgenHij heeft de krant al twee jaar .