gebeuren | Er is een ongeluk . |
gebeuren | hier vaak een ongeluk? |
benoemen | Er is een nieuwe burgemeester . |
uitrusten | Mijn nichtje was moe. Zij even uit. |
aanvaarden | Ik heb die functie . |
rijden - verbreden | Die vrachtauto over de weg. |
heten [v.t.] | Hoe dat meisje ook alweer? |
worden [v.t.] - verbranden | Het huisvuil . |
aankleden | In de winter jij je warm aan. |
aankleden | hij zich vorige week ook warm aan? |
|