werkwoordspelling D of T ? oefening 16

  
werkwoorden
Vul de tegenwoordige tijd in, behalve als je merkt dat het anders moet.
luidenAls de klok , kom ik uit bed.
luidenVroeger men de klok als er brand was.
aankledenToen ik vorige week uitging, ik mij netjes aan.
zwemmen bereikte Piet de overkant.
aanradenHij mij aan om het niet te doen.
aanradenGisteren hij mij aan om mee te doen.
besnuffelenMijn hond iedereen.
uitbroedenDe kip vier eieren uit.
bebroedenDe eieren kun je niet eten.
houden - aanbrandenIk niet van aardappelen.