werkwoordspelling D of T ? oefening 10

  
werkwoorden
Vul de tegenwoordige tijd in, behalve als je merkt dat het anders moet.
verklarenDe verdachte werd schuldig .
ondervindenHet treinverkeer deze week veel vertraging.
verroestenHet ijzer vorig jaar zo snel.
verroesten - vervenHet ijzer werd .
ontwikkelenDe fotograaf de foto's zelf.
ontwikkelenWorden de foto's snel ?
worden [v.t.] - omringenHet grasveld door hoge bomen.
onderhoudenJij die tuin prima.
strandenVroeger er meer schepen dan tegenwoordig.
strandenNu er niet zo vaak een schip.