onderscheiden | Peter zich van de andere kinderen. |
onderscheiden [v.t.] | Hij zich altijd al van hen. |
meebrengen [v.t.] | De kinderen veel fruit mee naar de zieke. |
trachten [meervoud] | Gisteren zij nog de jongens tegen te houden. |
bemoeien | Heeft hij zich met jouw zaken ? |
bemoeien | Waarom hij zich niet met zijn eigen zaken? |
vervaardigen | De klompen zijn door de klompenmaker . |
benadelen | Je hebt jezelf wel erg . |
verhuizen | Ik ben al driemaal . |
herstellen | Ben jij al helemaal van die ziekte? |
|