werkwoordspelling D of T ? oefening 9

  
werkwoorden
Vul de tegenwoordige tijd in, behalve als je merkt dat het anders moet.
onderscheidenPeter zich van de andere kinderen.
onderscheiden [v.t.]Hij zich altijd al van hen.
meebrengen [v.t.]De kinderen veel fruit mee naar de zieke.
trachten [meervoud] Gisteren zij nog de jongens tegen te houden.
bemoeienHeeft hij zich met jouw zaken ?
bemoeienWaarom hij zich niet met zijn eigen zaken?
vervaardigenDe klompen zijn door de klompenmaker .
benadelenJe hebt jezelf wel erg .
verhuizenIk ben al driemaal .
herstellenBen jij al helemaal van die ziekte?