werkwoordspelling D of T ? oefening 8

  
werkwoorden
Vul de tegenwoordige tijd in, behalve als je merkt dat het anders moet.
postenIk de brief vorige week vrijdag.
polijstenDe steen was te ruw. Ik hem gisteren.
verwennenU uw kind te veel, mevrouw!
verwennenHeeft u uw kinderen altijd zo ?
verwennenVroeger ik mijn kinderen altijd.
beschermenHij zijn zusje altijd.
beschermenZij is dus goed .
uitglijdenIk uit over de gladde vloer.
uitglijdenHij nooit uit.
bijlichten [v.t.]In het donker ik hem bij met een zaklantaarn.