bedaren | Gelukkig is de storm wat . |
verslinden | De leeuw zijn prooi met huid en haar. |
bereiden | Mijn tante altijd heerlijke pizza's. |
bereiden | jij wel eens eten? |
verscheuren | Hij zo maar zijn nieuwe boek. |
vermoeden | Niets liep hij zijn kamer binnen. |
aanvaarden | Ik jouw excuus. |
begroeten | De meester de klas gisteren vriendelijk. |
juichen [v.t.] | Het publiek bij het doelpunt. |
oprichten | Men vorig jaar een standbeeld voor hem op. |
|