werkwoordspelling D of T ? oefening 7

  
werkwoorden
Vul de tegenwoordige tijd in, behalve als je merkt dat het anders moet.
bedarenGelukkig is de storm wat .
verslindenDe leeuw zijn prooi met huid en haar.
bereidenMijn tante altijd heerlijke pizza's.
bereiden jij wel eens eten?
verscheurenHij zo maar zijn nieuwe boek.
vermoedenNiets liep hij zijn kamer binnen.
aanvaardenIk jouw excuus.
begroetenDe meester de klas gisteren vriendelijk.
juichen [v.t.]Het publiek bij het doelpunt.
oprichtenMen vorig jaar een standbeeld voor hem op.