werkwoordspelling D of T ? oefening 6

  
werkwoorden
Vul de tegenwoordige tijd in, behalve als je merkt dat het anders moet.
ontsporenGisteren is er een trein bij Rotterdam.
ontsporenIn de trein zaten gelukkig weinig mensen.
verdedigenKarel zijn zusje altijd.
verdedigenDe keeper heeft zijn doel goed .
arbeidenDe mijnwerker al de hele dag.
arbeidenVorige week hij ook al veel te lang.
verbeelden ik mij dat gisteren nou?
beantwoordenDe brieven liggen in de la.
verlangenWij keken uit naar de vakantie.
binden jij je veters goed vast?