werkwoordspelling D of T ? oefening 5

  
werkwoorden
Vul de tegenwoordige tijd in, behalve als je merkt dat het anders moet.
vergiftigenHelaas zijn alIe dieren .
bestedenJij je geld vorig jaar goed.
begroetenDie chauffeur mij vanmorgen heel vriendelijk.
versierenDe tuin was prachtig .
lachenAl kwam hij de klas binnen.
verbouwenVader zijn huis steeds.
verbouwenVorig jaar heeft hij de hele keuken .
aanrichtenDe storm vorige week veel schade aan.
verblindenDe zon de automobilist.
ontsporenEr gelukkig niet vaak een trein.