uitbroeden | De kip broedt - broedde het ei uit. |
landen | De helikopter - op het dak van de flat. |
houden | Ik - erg veel van voetballen. |
vinden | Mijn zusje - tennissen fijner. |
Houden | - je vader ook van vissen? |
denderen | De trein - over de rails. |
smeden | De smid het ijzer als het heet is. - De smid het ijzer toen het heet was. |
smijten | De smid - het afvl in de hoek. |
kruiden | De kok - de maaltijd op de juiste smaak. |
kruien | De tuinman - de mest over het land. |
weigeren | De werkgevers - loonsverhoging te geven. |
helpen | De buren - ons bij de verhuizing. |
Bekennen | - jij de (maken - bijv.nw.) fout? |
stampvoeten | De kleuter - van boosheid. |
trouwen | De burgemeester - het bruidspaar. |